Welcome on the blog KBZ FORUM DU CRMB

This is the Blog of the KBZ-CRMB where members are welcome to exchange their opinions and to follow the activity of our association.

Articles published in the Nautilus are posted awaiting your reactions, events to which we have been participating and internet resources of particular interest will also be displayed

Suggestion? send a message to the blog manager.

Reader's comments are validated before being posted.
Obviously feel free to post in your preferred language, however English is used to manage this blog.

Support the international campaign against piracy.

Support the international campaign against piracy.
Thank you for visiting this link.

Search This Blog

21 April 2011

MAROF KAN HWTK PROBLEEMLOOS VERVANGEN


Door Hans Heynen
Schuttevaer – 25.03.11



Vervanging van de hoofdwerktuigkundige (hwtk) door een beginnende, maar breder inzetbare, maritiem officier (MAROF) [polyvalente officier], leidt op shortseaschepen niet tot problemen of verzwaring van de werkdruk. Kapitein en eerste stuurman krijgen juist meer rust, de onderlinge sfeer verbetert en het aantal kritische situaties daalt. Om de veiligheid te garanderen is 24-uurs technische ondersteuning vanaf de wal wel essentieel, in combinatie met gestructureerde onderhoudsprogramma’s.

Dat blijkt uit onderzoek van TNO in Soesterberg in het kader van het Shore Supportproject, waarin werd uitgeprobeerd of met technische ondersteuning vanaf de wal de hoofdwerktuigkundige kan worden vervangen door een MAROF. TNO vergeleek een groep shortseaschepen met een alternatieve bemanning (kapitein, eerste stuurman, MAROF) met schepen die met een traditionele bemanning varen (kapitein, eerste stuurman, hoofdwerktuigkundige), zoals door de IMO wordt voorgeschreven. De 25 bij het onderzoek betrokken schepen hadden allemaal gasoliemotoren met een maximaal vermogen van 3000 kW, waren allemaal minder dan 10 jaar oud en hadden een maximum tonnage van 3000 brt. De schepen voeren uitsluitend op Europese en Noord-Afrikaanse bestemmingen, waarbij ze maximaal 200 mijl van de kust verwijderd mochten zijn.

Tijdens 16.200 wachten zijn data bijgehouden door de 172 bij het onderzoek betrokken kapiteins, stuurlieden, hoofdwerktuigkundigen en maritiem officieren. Daaruit blijkt dat de kapitein en eerste stuurman zich op een traditioneel bemand schip vermoeider voelden dan op een schip met een alternatieve bemanning. Met een MAROF konden zij vaker langer dan zes uur doorslapen dan op een schip met een hwtk. De werkdruk aan boord wordt dan gelijkwaardiger verdeeld, omdat met een maritiem officier een ander wachtschema kan worden gedraaid, waarbij de MAROF een aantal uren toezicht houdt op het technische bedrijf en een aantal uren wacht loopt op de brug.

Op de traditioneel bemande schepen sliep de hwtk het meest. Opvallend is dat hwtk’s toch vaker aangaven vermoeid te zijn dan de MAROFs. De werkbelasting ervaren ze ongeveer gelijk. Een verklaring is mogelijk dat de, vaak buitenlandse hwtk’s, een stuk ouder zijn dan de Nederlandse MAROFs. De hwtk’s waren minder tevreden over de walondersteuning dan de MAROFs en maakten er minder vaak gebruik van bij technische problemen. Hwtk’s vroegen in 15% van de gevallen assistentie, bij MAROFs was dat 28%. De hwtk’s lossen dus vaker zelf een probleem op en wachten waarschijnlijk langer met het inroepen van assistentie.

Conclusies
Volgens Wilfried Post van TNO Soesterberg (Defence, Security and Safety) is er weinig verschil in de afhandeling van alarmeringen en werden geen significante verschillen gemeten in veiligheid of werkdruk. ‘Er zijn geen tekenen die er op wijzen dat schepen met een MAROF minder goed functioneren. De officieren op schepen met een MAROF zijn juist tevredener, wat bijdraagt aan het voorkomen van fatigue (oververmoeidheid).

’Conclusie van het onderzoek is dat beginnende maritiem officieren met een MAROF-opleiding op moderne shortseaschepen de taken kunnen overnemen van een hoofdwerktuigkundige, zonder dat dit de veiligheid in gevaar brengt of de werkdruk vergroot. Omdat moderne shortseaschepen technisch relatief eenvoudig zijn en weinig onderhoud nodig hebben, kan deze nieuwe bemanningssamenstelling worden toegepast op een groot aantal Nederlandse shortseaschepen. Volgens de internationale regels moeten zeeschepen met een voortstuwingsvermogen boven 749 kW nu nog een hoofdwerktuigkundige aan boord hebben. Dit onderzoek toont de wenselijkheid aan van een alternatief regime.

HME [Holland Marine Equipment]-voorzitter Martin Bloem overhandigde het onderzoek 17 maart in Soesterberg aan Rob Huyser van het ministerie van Infrastructuur & Milieu, dat meewerkte aan het onderzoek en subsidie verstrekte. Huyser stelde dat de Nederlandse bemanningswet de ruimte biedt om met zo’n alternatieve bemanning te varen.

‘De 25 schepen die aan het Shore Supportproject hebben deelgenomen kunnen met een MAROF blijven varen. Om het aantal te kunnen uitbreiden moeten we een verzoek indienen bij de IMO en steun zoeken bij de Europese landen waarmee we te maken hebben. Vanaf nu gaan we werken aan draagvlak voor deze verandering. Het onderzoek bewijst dat het kan. We gaan er actief mee aan de slag. Nederland loopt hiermee internationaal ver voorop.’

16 April 2011

INFORMATIE-AVOND VOOR DE STUDENTEN HZS

Op dinsdag, 15 maart om 20u00 organiseerde het KBZ zijn jaarlijkse info-avond voor de studenten van de Hogere Zeevaartschool in de Koopvaardijzaal van het Antwerp Seafarers’ Centre (Italiëlei 72 – 2000 Antwerpen).

De bedoeling was de studenten, en dan in het bijzonder de laatstejaars-studenten, in contact te brengen met maritieme werkgevers ten einde hen een eerste idee te verschaffen over de mogelijkheden van tewerkstelling na het beëindigen van hun studies.

Enerzijds was er een aanzienlijke belangstelling vanwege de studenten, die met een kleine 100 de info-avond bijwoonden, en anderzijds mochten we ook rekenen op de aanwezigheid van de bijzonderste Belgische maritieme bedrijven. Zo waren van volgende bedrijven één of meer afgevaardigden aanwezig om de toekomstige officieren te woord te staan:

Ahlers Maritime Services, DEME, Exmar Ship Management, Jan De Nul, Lowland International, URS, Euroceanica, DAB Vloot. Ook was er afgevaardigde van de HVKZ (Hulp- en Voorzorgskas voor Zeelieden).

Nadat de panelleden hun bedrijf en de tewerkstellingsmogelijkheden kort hadden toegelicht kregen de studenten de mogelijkheid om vragen te stellen. Die gingen hoofdzakelijk over: onmiddellijke tewerkstelling na het verlaten van de HZS, duur van de vaartijd, verlofregeling, promotiemogelijkheden, de aard van de arbeidsovereenkomst, “job-hopping”, de kansen voor niet-Europeanen, enz.

Na de publieke sessie was er nog mogelijkheid om individuele vragen te stellen aan de vertegenwoordigers. Tenslotte bood het KBZ aan alle deelnemers een ‘free drink’ aan.

We ontvingen talrijke commentaren vanwege de deelnemende studenten, waaruit hieronder enkele voorbeelden (naam en adres van de interveniënten gekend bij de redactie):

§ …Aan de ene kant blij te horen dat er voldoende werk zal zijn voor ons, studenten, aan de andere kant teleurgesteld in het povere aanbod stageplaatsen voor cadetten..

§ it is a good initiative but still it does not give a solution for our problem which is getting on board for training. Thank you for your great work…

§ In the future it might be better to make 2 different info evenings. One for people that are looking for cadet training information and another evening for people that are looking for apprentice officer information.

§ Ik ben reeds varende, maar ik kom al enkele jaren en volg graag de veranderingen/vernieuwingen ( tussen HZS en de Reders) op die door deze ontmoeting duidelijk worden.Het valt me op dat zowel van de studenten naar de reders toe als omgekeerd, steeds dezelfde vragen en antwoorden komen. Misschien zou het interessant zijn om deze vaste vragen (cadet-stage plaatsen, niet EU-varenden, loon, inschrijving; etc ...) op voorhand te stellen en aan de studenten te verstrekken.

§ Er was een uitgebreid aanbod van reders, maar toch had ik graag iets meer geweten over de gevaren voor het varen onder een FLAG of convenience. Ook interessant was misschien om buitenlandse rederijen uit te nodigen.

§ I'm not sure if there could have been room for the question: How can Belgian cadet's find themselves a place on board of non-Belgian-flag and/or non-Belgian-owned ships for training? Is there something like a 'standard-way' to approach such vessels/companies?


And for the social security-man: what about working for non-European flag ships? Maybe a social -security-evening could be good with all options and thins to think about when working for non-European vessel/company... and next to that: how do taxes work if not employed by a European company?

§ De meeting met de toekomste werkgevers was uitermate interessant, maar het zou misschien efficiënter zijn mocht men hier enkel 3e en 4e jaars op uitnodigen. Voor al de administratieve vragen zou men een andere meeting kunnen inlassen.

§ For the part of the general meeting I was a little bit disappointed. The introduction was quite well, as were the speakers. But the questions from some fellow students weren't in the line with the questions I had expected that would be asked. To my point of view this is because a lot of the students there weren't last year students and had a different agenda.

For the part of the talks afterwards I was very pleased, it were nice talks which gave me personally an insight in the economic situation today and which gave me an opportunity to make contacts for a future career.

§ Je suis heureux que le CRMB organise des évènements dans l'intérêt des étudiants et anciens étudiants des écoles de navigations comme celle d'Anvers. J'espère trouver un rapport des commentaires de la soirée avec les informations utiles sur les intervenants. Je vous remercie chaleureusement et vous souhaite une longue continuation dans les activités du CRMB.

§ It was interesting to listen to each company representative. They gave a real optimistic view of our future career, but I am asking myself if there speech concerning the job opportunities was actually realistic.

§ I think some of the guest speakers have not been honest. The actual employment situation for Belgian seafarers is not as rosy as they want to make us believe.

§ We would like the truth about the job market, not the words and advertising,,,, as stated the product X and sell the product Y.

§ It would have been interesting to meet more graduated students who are working for the companies. For the rest it was a quite satisfying evening. It was better than last year in my opinion because there were some new companies invited. I just missed Euronav, but this is independant from your choices.Thank you to organize such meetings.

§ Het was een heel interessante avond. Wel viel het gedeelte waar vragen door de studenten gesteld mochten worden wat tegen. Zelf ben ik een laatste jaar studente op zoek naar werk voor volgend jaar. Veel van de vragen waren dan ook irrelevant voor mij. Vele mensen waren op zoek naar een cadet-job of het waren vragen die van toepassing waren voor niet EU-studenten. Het laatste gedeelte van de avond vond ik het beste, waar je persoonlijk met de gastsprekers kon gaan spreken en vragen stellen.

§ There are many other companies in Belgium, they were not present at the meeting. Perhaps, they are not member of the KBZ-CRMB? I have also a remark, I didn't hear clearly what all the representatives said, I suggest to use loudspeekers during next meetings.

§ …So the name of your association seems involved with nautical ... But except this meeting, which is a good idea, we do not have any idea of your role ...

We know that you had a lot of contact, that you have power, that you could help us to perform our formation by internship (even if you need a selection so at least the second and third years).

…So yes, our students can be involved in the future with your organization if they can see something who would share their interest at school. Because if in France they succeed to send each year 200 students at sea , I refuse to accept that you as an important organization can't help us .

I say that , and I am in complete third year , I had always succeed to sail during summer, but always with a great difficulty, and the help of my father, who is I think , not the good solution...

Tot zover enkele opinies van aanwezige studenten. Wij wensen te benadrukken dat we nog meer rederijen hadden uitgenodigd voor deze info-avond.

Van enkele kregen wij helemaal geen respons, andere verkozen niet deel te nemen aan deze infosessie voor redenen die hen eigen zijn. En daarvoor kunnen we niet anders dan begrip opbrengen.

We mogen hieruit besluiten dat deze info-avond nuttig is geweest zowel voor de studenten als voor de rederijen én voor het KBZ. Voor de organisatie van een volgende info-avond zullen we hieruit de nodige conclusies trekken.


Jef CUYT, S.G.

16 March 2011

WHO IS IN CHARGE OF ARMED GUARDS ?


By John A.C.Cartner
Excerpt from SIDELIGHTS – February 2011, the magazine of  CAMM: The Council of American Master Mariners, Inc.

John A. C. Cartner is a practicing maritime lawyer in Washington, D.C. and also enrolled as a solicitor in England & Wales. He holds a current unrestricted USCG license. He is the principal author of John A.C. Cartner, R.P. Fiske & T.L. Leiter, The International Law of the Shipmaster (2009) Informa/Lloyds and is a coauthor of C.W.J. Cartner, J.A.C. Cartner & R.P. Fiske, The Carriage of Small Arms Aboard Vessels in Oceanic Trade for Defense Against Pirates (February 2011), Shipmasterlaw Press [www.Shipmasterlaw.com; jacc@cflaw.net].


The question arises amongst those ignorant in our ways: “Who controls armed guards on board?” The culture of the contracted security business requires ‘taking control’ of matters as the team leader sees it.

This may be by brandishing guns, making loud noises and dancing silly choreographies replete with shouting and sing-song jargon if he wishes. That business often conflates internal discipline of their own kind with control by lawful authority.

Masters and armed guards are creatures of law. A vessel is an extra-territorial chattel of the flag state and by law it is controlled and administered by the master. Only he or she has the warrant of the flag state to do so. This warrant is a sovereign matter of delegation of authority and responsibility to the Master by the state. Armed guards are neither  warranted nor delegated by a sovereign.

The status of armed guards may be of three kinds. They may be put aboard
·       as seafarers on the crew list;
·       as riding crew; or
·       as the expression of the powers of a sovereign boarding military or civil persons.

The first two are regulated in law similarly. The third is governed otherwise. I will discuss the first two.

The master in law may hire whomever he wants to prosecute the voyage, subject to the rules of the flag state and his contract with the company. In law there is no difference between a person having some imputed facility with firing guns and an able seaman or a boatswain with seamanship skills.

Neither has any special privilege. Each has skills the master deems necessary to assist him in performing his duty to prosecute the voyage safely while taking care of his other duties. Each is aboard to assist the master as the master sees fit. The master may delegate some of his authority to those competent in law to accept the delegation.

However, he may only delegate to certificated officers because only certificated officers are competent to take the delegation. Therefore in flag state law, the chief engineer, for example, is certificated as being legally competent to accept the delegation to manage all other engineers aboard for the master.

The holding of a certificate or license of the flag state is prima fascia evidence of the competence to accept the master’s delegation within the certificate’s or license’s constraints of the flag state. Holding a contract with a company as a mercenary sailor is not such evidence.

Thus, the master commands by law. Officers and ratings assist the master and his delegated officers. What does this make an armed guard? The short but accurate answer in the law of command is “not very much.” The guard has no certificate. Therefore he is incompetent in law to accept any delegation of the master’s duties or authorities. He may be directed in lawful orders coming from the master or his delegated officers.

That delegate may be the greenest of third mates. He, however, is competent to order armed guards as a delegate of the master if so ordered by the master. An armed guard cannot be the delegate of the master. An armed guard is as any other uncertificated person aboard. He is always, without exception, under the dominion, control, authority and responsibility of the master at all times and in all places afloat or ashore as long as he is in the master’s employ.

The company may hire riding crew for technical work. Riding crew are not paying passengers but contracted workers. The riding crew as situated are passengers and under the command, dominion and control of the master by law. They differ from no other person aboard who is incompetent to accept delegated authority. Even if one or all of the riding crew is certificated, he or she is not of the officers of the vessel and remains incompetent for delegation.

This is also the case of any rating or an armed guard who has a certificate. The certificate is exercisable if the person is hired by the master to exercise it. Otherwise it means nothing aboard. Thus, in the case of an armed guard with a certificate, he is as riding crew and under the dominion, control and command of the master as any other incompetent uncertificated person.

In day to day piracy how does this work? For example, who gives the order to fire and to cease fire? The master is responsible for the acts of his officers and crew unless an officer or crew commits an illegal act against his order or commits an illegal act without his knowledge. The master may not  delegate authority to an uncertificated armed guard. Hence, the master has the responsibility of firing and must give the order himself or through a lawful delegate.

The order may be in the future or contingent such as an order book which says “When you [armed guard] see a person in a funny pirate suit who fires his gun at us from a small craft you may fire at him at will.’’ Hence, the local ‘rules of engagement’ are the master’s to provide or to approve or disapprove or modify if given by his company – but not the armed guard’s company.

The master is not an agent of the guard company but is the commander of the armed guards aboard. He may violate his company’s contract with the armed mercenaries if he wishes if his duties call for it and he may do so with impunity in that case. His duties supersede contracts with hired guns executed by the owner.

Does the riding crew leader or rating in charge of the armed guards have any authority aboard? The short but accurate answer is “No.” He remains under the dominion, control and command of the master from the time he boards until he leaves as do his assistants.

Thus, the company may give lawful orders to the master about armed guards. The master may agree if these orders do not violate his five principal duties. The master is under a duty at law to exercise his professional judgment. To the extent there is a conflict, his on-the-scene professional expertise is the deciding factor.

What happens if armed guards disobey and detour and frolic? They are on their own. The master may arrest them or suppress them for mutiny if warranted and that suppression, if reasonable, may employ deadly force. He may punish them within reason or restrain them. The armed guards may be liable civilly or criminally for their acts if they step outside the dominion, control and authority of the master. Armed guards get no special treatment aboard or in law.

Bottom line, armed guards have no authority aboard. They are as incompetent in law to accept the master’s delegation as an ordinary seaman. The master is in full dominion, authority and control of armed guards at all times as he has of any other person aboard. Mercenaries of any stripe aboard need to be very clear in this understanding.



EUROPEAN SEAFARER: R I P ?



Deaths can, as an American author famously experienced, be prematurely announced and obituaries often written while their subjects are still in the land of the living.

So the idea now gaining ground that the European seafarer is now on his or her deathbed might too be a false rumour, but if the subject is a certain kind of European the stories may be more credible.

Last month the head of fleet personnel at a leading shipmanager told a conference in Manila the current crisis had “killed off the north European seafarer”. At about the same time a poll on the website of Nautilus, the Anglo-Dutch officers’ (north European) union, resulted in a small majority (58% of 158 replies) answering in the negative to the question “Does the European seafarer have a long-term future?”

The distinction made by the shipmanager (a north European himself) is important. “European” can cover a wide range of nationalities: from Irish in the West to Russian in the East and from Icelanders in the North to Maltese in the South. In the context of shipping “North European” refers to “traditional maritime countries” such as the UK, Germany, The Netherlands, as well as those in Scandinavia.

Over the last 20 years seafarers from eastern and central Europe, including the Baltic States, have been increasingly employed by ship owners mainly but not exclusively in western and northern Europe, including Scandinavia. Poles, Russians and Ukrainians – all Europeans – are among the top nationalities in today’s crew lists from which the North Europeans are forecast to disappear.

With the exception of some domestic trades and specialist trades such as liquefied natural gas carriers, however, the manning of the world fleet will, according to the shipmanager, be dominated by nationalities from Asia, with China, The Philippines and India the main suppliers of labour.

The main reasons for the dwindling numbers of North European seafarers are by now familiar: earlier crises such as those of the 1970s and 1980s resulted in the loss of competitiveness that forced their employers to turn to new and cheaper sources; and the fading attraction of a seagoing career to young northwest Europeans.

Efforts – half-hearted, some might say – to reverse the decline by governments individually and through the European Union (EU) have had limited success. The current economic crisis, bigger than those before, has seen shipping companies aggressively cutting costs and replacing north Europeans with Asians. Last year, for example, sea-based workers’ remittances sent from Europe to The Philippines almost doubled to USD 1.1 billion.

The evidence pointing to terminal decline, however, is not conclusive. Earlier this year a survey of countries in the European Economic Area (the EU plus Norway, Liechtenstein and Iceland) suggested European officer numbers had, in fact, increased by 5% over the previous five years. The rise, unexpected perhaps, was attributed to improved recruitment tactics and higher investment in training.

The report, commissioned by the European Community Shipowners Association (ECSA), however, warned that the increase could be reversed as a result of the ageing of the workforce, many of whom are close to retirement. Last year the UK noted that 65% of its 11,400 certificated and active-at-sea officers were over 40 years old, with the figure for the 10,400 deck and engineroom ratings higher at 72%.

The EEA controls almost 42% of the world fleet in gross tonnage terms (almost 23% registered in EEA countries) and, according to ECSA, its shipping industry provides, in addition to 126,000 jobs ashore, 470,000 jobs at sea but only 165,000 or just over a third are held by EEA nationals.

Similarly, the recently published update of the BIMCO/ISF manpower survey suggests that the number of officers from Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) countries, including most of Europe, has increased significantly to 184,000 or almost 30% of the world total of 624,000. While the rise in numbers, now based on holders on STCW certificates, may be due to increased training, the latest report cautions that certificate-holders may include those who are no longer active at sea (working ashore, for example).

The report is based mainly on country-supplied data but also includes figures based on responses from around 100 companies: these put the number of OECD officers at less than 10% of the total. The caveat here is that the companies responding may not be fully representative of all those employing OECD officers.


The BIMCO/ISF report also warns that, while the decline in the number of OECD officers may have been temporarily halted, demographic trends and the 10 years it can take to produce a senior officer mean it is likely the trend to source from the Indian subcontinent and the Far East will continue.

With European governments distracted by more pressing issues, it will take loud voices to remind them of the implications of a decline in the number of their seafarers. These have already been spelled out but will no doubt be stressed again by the European Commission’s taskforce under Sir Robert Coleman when it reports next year: the dangers of over-reliance on non-European seafarers in manning not just European-flag ships but ships of any flag carrying European trade, including imports of vital energy supplies; and the gradual loss of maritime skills.

As ECSA has acknowledged, however, any government action will be influenced by the need to maintain the competitiveness of European shipping. Balancing strategic and economic needs, particularly in a time of both austerity and geopolitical uncertainty, will be a challenging task.

With government spending being ruthlessly cut, any support for training and employing nationals at sea will be difficult to justify. European seafarers, like their counterparts in other OECD countries, will be increasingly at the mercy of forces beyond their control.

Even if their governments are able to produce policies that help recruitment and training, decisions already taken by European companies to increase their reliance on non-OECD officers will be difficult to reverse. Reports of the death of the European seafarer may be greatly exaggerated but the patient is clearly in need of intensive care. 


05 February 2011

TOCH MILITAIREN OF BEVEILIGERS TEGEN PIRATEN TOESTAAN?

Door Kapt.t.l.o. Jef Cuyt, S.G. KBZ-CRMB








Onder deze titel ging op 13 januari een artikel de aether in via de Radio Nederland Wereldomroep / Op Zee:

“…In uitzonderlijke gevallen zouden koopvaardijschepen militairen of gewapende particuliere beveiligers mee aan boord moeten krijgen om zich te wapenen tegen piraten.




Dat stelt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) in een rapport over piraterijbestrijding op zee. 'Bijvoorbeeld als het niet mogelijk is in een bepaald traject mee te varen met een konvooi, of waar geen internationale marines aanwezig zijn', stelt Joris Voorhoeve in 'Op zee'.




De oud-minister van defensie noemt nog een ander voorbeeld: 'Daar waar het gaat om zeer langzaam varende waardevolle transporten met een lage ligging op het water, ik denk aan onderdelen van boorplatformen of andere zeer kwetsbare, waardevolle transporten die een uiterst interessant object zijn voor piraten om in beslag te nemen.' De Nederlandse regering sloot militaire of particuliere beveiliging tot nu toe uit omdat het juridisch te ingewikkeld was, te gevaarlijk en te duur. Voorhoeve beaamt dat, maar draait de redenering om. 'Men mag de bemanning en de kapitein van een schip niet het recht ontzeggen om zich te verdedigen. Ieder mens heeft recht op noodweer.'




De Nederlandse vloot bestaat uit ruim 1900 schepen, ruim duizend daarvan varen onder Nederlandse vlag. Kapingen van schepen onder Nederlandse vlag waren er de laatste vijf jaar niet, wel waren er wereldwijd 29 aanvallen door piraten op Nederlandse schepen. Het rapport stelt dat verzekeraars best korting mogen geven aan reders die bijvoorbeeld prikkeldraad of een 'safe room' hebben geïnstalleerd.



Sommige verzekeraars eisen dat er beveiligers aan boord zijn en dat mag dus (nog) niet. 'Dat betekent dat je schip moet worden omgevlagd naar een staat als Panama of Liberia. Wij vinden dat de overheid deze problemen in overleg met alle betrokkenen moet oplossen', aldus Voorhoeve. De [Nederlandse] redersvereniging KVNR is erg te spreken over het rapport. Voorzitter Tineke Netelenbos gaat binnenkort met minister Hillen van defensie praten over wetswijziging zodat de inzet van militairen en het certificeren van particuliere beveiligers mogelijk wordt...

In België bestaat er geen wet die de aanwezigheid van wapens aan boord van koopvaardijschepen regelt. Toch heeft het Koninklijk Belgisch Zeemanscollege, als beroepsvereniging van koopvaardijkapiteins en –officieren, zich steeds gekant tegen elke aanwezigheid van wapens aan boord, noch voor de bemanning, noch voor beroepsmilitairen, noch voor privé beveiligingsteams. Een standpunt dat trouwens gedeeld wordt door CESMA (Confederation of European Shipmasters’ Associations) en door IFSMA (International Federation of Shipmasters’ Associations).

De argumentatie van het KBZ is de volgende:
wij vrezen dat gebruik van wapens tegen piraten vanop een koopvaardijschip aanleiding kan geven tot nog meer geweld vanwege de aanvallende piraten. M.a.w. wapens aan boord kunnen leiden tot een escalatie van geweld.
in geval van aanwezigheid aan boord van militairen of gewapende beveiligingsteams: wie heeft de leiding over deze personen die niet tot de bemanning behoren?
wie heeft het ultieme beslissingsrecht of er al dan niet gebruik zal worden gemaakt van wapens aan boord: de leider van het beveiligingsteam of de kapitein van het schip?
wie is er aansprakelijk in geval een gewapend treffen met piraten leidt tot materiële schade aan schip en/of lading, verwonding of zelfs overlijden van een of meerdere opvarenden?
is er aan boord voldoende accommodatie, sanitaire voorzieningen, proviand om het normale, dagelijkse leven aan boord niet te belasten?
zijn er voldoende reddingsmiddelen aan boord voor een bijkomend contigent begeleiders?
zal het inschepen in de vertrekhaven en het ontschepen in de aankomsthaven van gewapende militairen of beveiligingsmensen met hun uitrusting, geen aanleiding geven tot oponthoud van het schip, en maatregelen tegen de kapitein?

Dit zijn slechts enkele bedenkingen die het standpunt van het KBZ totnogtoe hebben bepaald. Anderzijds zijn wij ons er wel degelijk van bewust dat de aanwezigheid van een gewapende beveiligingsploeg en het gebruik van wapens een afschrikkend effect kunnen hebben op piraten die een koopvaardijschip té dicht naderen, en bijgevolg aldus een kaping kunnen voorkomen.

Recentelijk hebben er zich echter enkele ontwikkelingen voorgedaan in het probleem van de piraterij, die ons tot nadenken hebben aangespoord. En we moeten de moed hebben om ons in alle eerlijkheid en objectiviteit de vraag te stellen of we ons radicale standpunt van “geen wapens aan boord, onder geen enkel beding” niet moeten bijsturen.

Ø Hoewel de aanwezigheid van een multinationale vloot van oorlogsschepen in de Golf van Aden, voor de kusten van Oost-Afrika en in de Indische Oceaan ontegensprekelijk de daden van piraterij hebben kunnen beperken, en in enkele gevallen piraten zelfs op heterdaad hebben kunnen betrappen en kapingen hebben voorkomen, zijn alle betrokken partijen het er over eens dat de ontplooiing van die moderne oorlogsvloot niet volstaat om de absolute veiligheid van de scheepvaart in die regio’s te waarborgen, en dat de kanker van de piraterij op deze manier nooit zal worden uitgeroeid.

Ø Onschuldige, ongewapende en onbeschermde zeelieden kunnen bijgevolg in die gebieden hun beroep niet op een veilige manier uitoefenen, en moeten bij elke doorvaart in die regio’s rekening houden met een mogelijke confrontatie met gewetenloze piraten, die er slechts op uit zijn om door middel van brutale, niets ontziende gijzelneming enkele miljoenen dollars losgeld te kunnen opstrijken. De Verenigde Naties hebben berekend dat het probleem van de piraterij jaarlijks aan de internationale gemeenschap 7 miljard dollar (5,1 miljard euro) kost.

Ø We zien ook een uitbreiding van het risico-gebied waar het gevaar voor een confrontatie met piraten tot de mogelijkheid behoort, van de Golf van Aden en de kusten voor Somalië, tot de Seychellen en de kusten van Indië.

Ø Bovendien genieten de Somalische piraten totnogtoe van een bijna absolute straffeloosheid, op enkele uitzonderingen na. Negen van de tien piraten die worden gearresteerd, komen nu volgens Jack Lang, op dit moment de speciale VN-gezant voor piraterij, binnen de kortste keren weer vrij. ''Deze straffeloosheid bevordert piraterij'', aldus Lang. In zijn rapport staat dat de piraten op 31 december 26 schepen met in totaal 612 bemanningsleden in hun macht hadden. Op dit moment zitten volgens het rapport van Lang 780 piraten achter tralies in dertien landen. De verdachten worden vaak niet berecht omdat de wetten niet zijn voorzien van artikelen over piraterij.

Ø En bovendien stellen we een escalatie van wapengeweld vast in de bestrijding van de piraterij. Ik verwijs hierbij naar het incident met de Zuid-Koreaanse ‘Samho Jewelry’, op 15 januari gekaapt door piraten, doch zes dagen later teruggenomen na een hevig vuurgevecht aan boord met Zuid-Koreaanse commando’s. Hierbij werden 8 piraten gedood en 5 gevangen genomen, en werd de kapitein van het schip ernstig, zij het niet dodelijk gewond bij het vuurgevecht.

Ø Op hun beurt dreigen de piraten nu over te gaan tot de executie van onschuldige zeelieden/gijzelaars, en met hardhandig optreden tegen de zeelieden van die nationaliteiten wiens militaire interventies hebben geleid tot dodelijke slachtoffers en gevangenneming van Somali’s.

Ø Een andere onrustwekkende ontwikkeling is het feit dat de piraten nu gebruik maken van de gekaapte schepen en hun gegijzelde bemanningen, als moederschip, zodat ze hun actieradius in feite onbeperkt kunnen uitbreiden. Dit maakt het bestrijden van de piraterij en de bescherming van de koopvaardijschepen des te moeilijker, zoniet onmogelijk.

Ø Bovendien zijn de verzekeringsmaatschappijen zich gaan mengen in het debat. Waar die oorspronkelijk gekant waren tegen de aanwezigheid van wapens aan boord, wat een (negatieve) invloed had op de verzekeringspremies, hebben ze nu het geweer van schouder gewisseld, en stijgen in sommige gevallen de verzekeringspremies als er geen beveiligingsteams aan boord zijn.

Hoewel wij ons ervan bewust zijn dat het plaatsen van milities aan boord van koopvaardijschepen geen definitieve oplossing zal geven aan het probleem van de piraterij, moeten we toegeven dat de aanwezigheid van gewapende beveiligingsteams, zij het militairen of privé ondernemingen, in de eerste plaats een afschrikkingseffect kunnen hebben, en, in geval van een effectief gewapend treffen, een betere bescherming bieden aan het schip, zijn lading en zijn opvarenden.

Ik ben echter van mening dat het plaatsen van gewapende teams aan boord van koopvaardijschepen niet als algemene regel moet worden ingevoerd. In eerste instantie moet er zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de talrijke aanbevelingen tot pro-actieve maatregelen, zoals bv. de BMP’s (Best Management Practices) gepubliceerd door ICS/ISF (International Chamber of Commerce/International Shipping Federation).

Vervolgens dienen de schepen zoveel mogelijk gebruik te maken van de beveiligde zones en ‘shipping lanes’, en dienen ze zich aan te melden bij de daartoe bevoegde militaire organisaties zoals EUNAVFOR. Dit kan echter slechts gebeuren met de volledige steun van de rederij van het schip.

Het zijn vooral de meest kwetsbare schepen die beroep moeten kunnen doen op beveiligingsteams: de traaglopende schepen, schepen met klein vrijboord, schepen noodgedwongen navigerend buiten de bewaakte shipping lanes. In dergelijke gevallen moet er wel aangedrongen worden op i.a.:
vaste afspraken met de gezagvoerder over het gezag aan boord, zowel het burgerlijk als het militair gezag;
een duidelijke omlijning van eenieders bevoegdheid in samenspraak met de kapitein;
afspraken met de rederij en de kapitein  betreffende eenieders aansprakelijkheid;        
voorafgaande logistieke maatregelen door de rederij m.b.t. inscheping, verblijf en ontscheping van het beveiligingsteam en hun uitrusting;
professionaliteit van het beveiligingsteam. Rambo’s hebben we niet nodig aan boord.
in geen geval wapens voor de bemanningsleden zelf, daartoe zijn zeelieden niet opgeleid.

Als aan deze voorwaarden is voldaan, ben ik de mening toegedaan dat de aanwezigheid van gewapende beveiligingsteams moet kunnen aanvaard worden, met als uiteindelijk doel:
de beveiliging van het schip, de lading en de opvarenden.

Maar het zal uiteraard de rederij zijn die hierin de ultieme beslissing moet nemen.

Ik richt hierbij derhalve een oproep tot alle varenden om hun mening hieromtrent kenbaar te maken aan de redactie van Nautilus, zodat we er rekening kunnen mee houden bij de discussies over piraterij, zowel op nationale als op internationale fora. (Discretie gewaarborgd)

qqq Kapt.t.l.o. Jef Cuyt

23 January 2011

FATIGUE NIGHTMARES


FATIGUE NIGHTMARES
_________
By Andrew Guest
 Andrew Guest is a freelance journalist.
 From the BIMCO website


For half an hour there was almost unbroken silence on the bridge before it was shattered by the unmistakeable sounds of a ship running aground on rocks. The playback from the voyage data recorder told a familiar story to the listening casualty investigators: a lone watchkeeper at night had nodded off with no lookout posted and the watch alarm disabled as his ship sailed blindly on.

The German investigators discounted the watchkeeper’s claims he had not fallen asleep. Timesheets also told a story of illegally excessive workloads on the German-flag cargoship’s three officers working a two-watch system deemed “inadequate” by the investigators.

The English version of the report into the incident in September last year which resulted in the ship being declared a constructive total loss was published only days after a major shipping company had pleaded guilty to breaking international laws governing hours of rest and failing to comply with a warning to rectify the situation on one of its UK-flag containerships.

The UK, following a number of incidents in which fatigue among watchkeepers and the lack of a dedicated lookout were listed as key factors, has taken a unilateral stance “to ensure the safety of shipping and protect the environment”.

The Maritime & Coastguard Agency (MCA) earlier this year set out its plan for dealing with the problem. This includes inspection of crews’ timesheets and cross-checking them with other on-board documentation and ships’ voyage schedules. Surveyors are also checking that dedicated lookouts are being deployed at night. ...


...
...

 As the science of fatigue advances and technology provides more reliable means of monitoring and measuring wakefulness, shipping stands to benefit. A research project into fatigue among seafarers aims to produce a “fatigue management toolkit” for the industry.


Volunteers in Project Horizon, funded by the European Union, are having their brainwaves monitored while performing duties on bridge, engine-room and cargo-handling simulators at the Chalmers University of Technology in Sweden and the Warsash Maritime Academy in the UK.

The project will, however, take 30 months to complete and in the meantime the industry, at a time of economic crisis and during a continuing shortage of officers, won’t be allowed to rest by ever-louder calls to reduce the workload on sea staff.

Some companies do seem able to respond. One has added a fourth officer in reaction to a port-state control inspection critical of the workload of the Chief Officer, according to a recent posting on an internet forum dedicated to fatigue at sea. A Master on the same forum says timesheets have provided him with a “data-driven” case to press management for higher manning levels.

Complying with the separate rules on hours of work and rest and all other crew-related regulations can be “a nightmare”, according to one industry expert. Airlines admit managing fatigue is just as complex and challenging but when successfully done can result in both greater safety and efficiency, while improving flight crews’ lifestyles. That is something for shipping to sleep on.